Blog
Vordering op een vof
Vordering op een vof
In ons blog van 11 juni 2020 hebben wij het al gehad over de arbeidsovereenkomst met een vennootschap onder firma (vof) en hebben wij uitgelegd tegen wie de werknemer diens rechten en vorderingen uit die overeenkomst met de vof geldend kan maken..
De vof blijkt een populair onderwerp, want afgelopen zomer heeft de Hoge Raad ook het leerstuk van de verjaring en stuiting van vorderingen ten opzichte van de vof nog eens nader toegelicht[1]. In dit blog lees je daar meer over.
Als een schuldeiser een vordering heeft op een vof, dan kan hij die vordering opeisen bij zowel de gezamenlijke vennoten (‘tegen de vof’) als bij elke afzonderlijke vennoot voor het geheel. Er kan dus voor worden gekozen om verhaal te plegen op het zogenoemde afgescheiden vermogen van de vof of op het privévermogen van elke vennoot of op allebei die vermogens.
Een schuldeiser heeft dus samenlopende vorderingsrechten (aanspraken op bijvoorbeeld een prestatie of een goed). Aan deze vorderingsrechten zijn afzonderlijk rechtsvorderingen verbonden. Een rechtsvordering is het opeisen van een vorderingsrecht bij de rechter.
Er moet wel worden opgelet want aan deze verschillende rechtsvorderingen zitten ook afzonderlijke verjaringstermijnen verbonden. Verjaringstermijnen kunnen gelukkig (ook) worden gestuit. Dit betekent dat je door middel van een handeling of verklaring de verjaringstermijn langer door laat lopen.
In zijn arrest heeft de Hoge Raad antwoord gegeven op de vraag of zo’n stuitingsverklaring, als deze gericht is ‘aan de vof’ en dus aan de gezamenlijke vennoten, ook werkt tegenover de individuele vennoten.
Het antwoord van de Hoge Raad luidde bevestigend. Als een stuitingsverklaring gericht ‘aan de vof’ de vof bereikt – bijvoorbeeld doordat die verklaring op het kantoor van de vof wordt ontvangen – wordt ervan uitgegaan dat deze verklaring ook ieder van de vennoten afzonderlijk heeft bereikt en dat die verklaring ook tegen ieder van hen apart werkt.
Volgens de Hoge Raad moet er dus in principe van uit worden gegaan dat een stuitingsverklaring gericht ‘aan de vof’ ook als stuitingsverklaring is bedoeld met betrekking tot de vorderingen op de individuele vennoten. Dat is natuurlijk goed om te weten.
Het blijft wel opletten geblazen als het om verjaringstermijnen gaat. Stuiting of opeising moet nu eenmaal plaatsvinden voordat die termijn is verlopen. Goed in de gaten houden dus, die termijnen!
[1] ECLI:NL:HR:2020:1315 Hoge Raad 17 juli 2020