Blog
Verjaring van vergoedingsrechten
Verjaring van vergoedingsrechten
In veel huwelijkse voorwaarden[1] staat een artikel over zogeheten vergoedingsrechten. Waar gaat dat eigenlijk over? Aan de hand van een recente uitspraak van de Hoge Raad lichten we dit in deze blog toe.
’Zo’n artikel ziet op een investering vanuit privévermogen van de ene partner in een gezamenlijk goed of een privégoed van de andere partner. In het artikel leggen de partners vast of die investering wel of geen recht geeft op terugbetaling daarvan. Als dat wél het geval is, dan is de vraag wanneer de investerende partner het vergoedingsrecht uiterlijk moet opeisen.
De situatie waarover de Hoge Raad zich moest buigen, was als volgt.[2]
Een vrouw heeft in 1994 een stuk grond gekocht en daarop een woning laten bouwen. In 2004 trouwt zij met haar (toenmalige) man op huwelijkse voorwaarden. Daarin wordt opgenomen dat er geen enkele gemeenschap van goederen tussen partijen bestaat. De woning blijft dus privévermogen van de vrouw. In de huwelijkse voorwaarden wordt ook een regeling voor vergoedingsrechten opgenomen met het recht op terugbetaling daarvan.
Partijen kopen vervolgens samen een (nieuwe) woning en op 1 november 2006 gebruikt de vrouw de opbrengst van haar (voormalige) woning om een deel van de aanschaf van deze nieuwe (gezamenlijke) woning te financieren. In 2012 strandt het huwelijk en ontstaat tussen partijen ruzie over de terugbetaling van de privéinvestering van de vrouw in de gezamenlijke woning.
Omdat de vrouw privévermogen heeft aangewend voor de aanschaf van een gezamenlijk goed (de nieuwe woning), verkreeg zij op 1 november 2006 een opeisbaar vergoedingsrecht op haar (toenmalige) man. De vrouw vordert daarom terugbetaling van haar privéinvestering in de gezamenlijke woning.
De man stelt dat de wettelijke verjaringstermijn van 5 jaar van toepassing is (die ingaat op het moment van de opeisbaarheid van de vordering, dus in dit geval 1 november 2006) en dat de vordering van de vrouw dus inmiddels is verjaard.
De Hoge Raad is het niet eens met de man. De Hoge Raad oordeelt dat de wettelijke verjaringstermijnen alleen van toepassing zijn tussen partners als “de aard van de rechtsverhouding tussen de partners zich daartegen niet verzet”. Dat is volgends de Hoge Raad hier wel het geval. Van partners kan, volgens de Hoge Raad, niet worden verwacht dat zij tijdens het huwelijk tegen elkaar treffen rechtsmaatregelen. Daaronder valt ook het instellen van een vordering vanwege een vergoedingsrecht. Je hoeft geen raketgeleerde te zijn om te snappen dat zo’n actie het huwelijk in gevaar kan brengen. De vrouw kon haar vergoedingsrecht daarom gewoon opeisen op het moment dat partijen uit elkaar gingen.
Bij een scheiding is het van belang om goed in kaart te brengen welke rechten en plichten de partners over en weer hebben. Drechtsteden Advocaten kan u daarbij begeleiden, zowel in het geval dat beide partners één advocaat in de arm nemen als wanneer iedere partner een eigen advocaat inschakelt. Neem eens contact op met ons kantoor voor een vrijblijvend gesprek.
[1] In deze blog wordt met het huwelijk het geregistreerd partnerschap gelijkgesteld.
[2] HR 23 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1936.