Blog
Samenleving verbreken
Samenleving verbreken
In de praktijk gebeurt het redelijk vaak dat mensen samen wonen zonder dat zij getrouwd zijn, een geregistreerd partnerschap hebben of een samenlevingscontract hebben gesloten. Op zichzelf is daar niets mis mee, maar hoe zit het dan als je besluit dat samen wonen geen optie meer is en je gaat uit elkaar?
Op 10 mei 2019 deed de Hoge Raad uitspraak in zo’n geval (ECLI:NL:HR:2019:707). In deze uitspraak heeft de Hoge Raad nog eens helder uiteengezet hoe het nu precies zit bij het samen wonen zonder huwelijk of geregistreerd partnerschap.
De Hoge Raad heeft benadrukt dat voor samenwonenden het algemene verbintenissenrecht geldt. Of er nu sprake is van een (schriftelijk) samenlevingscontract of niet, maakt daarvoor niet uit. Als er niets op papier staat, moet worden gekeken naar hoe de samenwoners zich tijdens hun samenleving hebben gedragen. Wie heeft welke kosten gedragen die aan de samenleving verbonden waren, wie heeft welk deel van de kosten van de huishouding gedragen, zijn er verzorgingsplichten over en weer, zijn er vergoedingsrechten, etc., etc.
Uitgangspunt is dat de verhouding tussen (ex-)samenwoners (met of zonder overeenkomst) niet wordt bepaald door de regels die gelden voor gehuwden en mensen met een geregistreerd partnerschap (de titels 6-8 van Boek 1 BW). Die regels lenen zich volgens de Hoge Raad ook niet voor overeenkomstige toepassing op de verhouding tussen samenwonenden.
De rechter moet onderzoeken of tussen samenwonenden een overeenkomst bestaat die (ook) de vermogensrechtelijke aspecten van hun samenleving regelt. Of anders gezegd: de rechter moet bekijken of er tussen partijen afspraken zijn gemaakt over het geld en de kosten tijdens de samenleving. Het is natuurlijk het makkelijkst voor de rechter als blijkt dat die afspraken op papier staan. Maar, zegt de Hoge Raad, als het allemaal niet op papier staat of het samenlevingscontract regelt niet alles, kan de rechter ook kijken naar hoe partijen zich feitelijk tijdens de samenleving hebben gedragen.
De verhoudingen tussen samenwonenden wordt mede beheerst door de redelijkheid en billijkheid (we hebben het dan over de aanvullende werking daarvan). Dat betekent voor de Hoge Raad ook dat zelfs in het geval een vergoedingsrecht van de ene samenwoner ten opzichte van de andere samenwoner niet kan worden aangenomen op grond van een samenlevingscontract of op grond van het algemene verbintenissenrecht uit boek 6 BW, dat recht in verband met de bijzondere omstandigheden van het geval kan voortvloeien uit de eisen van redelijkheid en billijkheid (artikel 6:2 lid 1 BW).
Van die conclusie kon de dame in kwestie in deze casus helaas niet profiteren omdat zij onvoldoende bijzondere feiten en omstandigheden had aangedragen.
Ook al zet de Hoge Raad met deze uitspraak weer een stap in het relatievermogensrecht, het blijft ook voor mensen die samenwonen of dat willen (gaan) doen aan te bevelen de afspraken op papier te zetten.