Blog
Recht op thuis werken in coronatijd?
Recht op thuis werken in coronatijd?
‘Werk zoveel mogelijk thuis’ is een veelgehoord overheidsadvies van de afgelopen maanden. Dat advies riep de vraag op of een werknemer onder die omstandigheden ook het recht heeft om thuis te werken en op dat recht een beroep kan doen. Die vraag vormde de kern van een discussie die werd voorgelegd aan de Rechtbank Gelderland die daarover op 16 juni 2020 uitspraak deed.[1]
De feiten van de casus zijn als volgt. Nadat de werkgever aan het begin van de coronacrisis een e-mail naar haar medewerkers stuurt met de mededeling dat tot nader order thuisgewerkt moet worden, wordt een werkneemster in april gevraagd om haar werkzaamheden weer op kantoor te hervatten. Naar aanleiding hiervan heeft de werkneemster gevraagd of zij alsnog thuis mocht werken. De werkgever gaat hiermee akkoord, onder de voorwaarde dat de werkneemster wel naar kantoor moet komen als dat noodzakelijk is.
In mei 2020 ontvangen alle medewerkers een e-mail met de mededeling dat iedereen weer op kantoor moet komen werken. Daarbij wordt een lijst met maatregelen vermeld die de werkgever heeft getroffen om haar werknemers veilig te kunnen laten werken. De werkneemster is het hier niet mee eens en doet een beroep op een ‘recht om thuis te werken’ op grond van de door de overheid gegeven adviezen. Zij stelt dat de werkgever haar in strijd met goed werkgeverschap, haar instructiebevoegdheid en zorgplicht niet thuis laat werken. Zij neemt de regels van social distancing in haar privéleven heel serieus in acht en heeft op haar werk ervaren dat collega’s zich daar niet goed aan houden.
De rechter wijst de vordering van de werkneemster af en oordeelt dat de werkgever gemotiveerd heeft onderbouwd dat zij in verband met de coronacrisis meerdere maatregelen heeft genomen om een veilige werkplek te waarborgen. Dat de werkneemster zou hebben ervaren dat haar collega’s de maatregelen niet naleven, maakt het oordeel van de rechter niet anders. Dit lijkt volgens de rechter eerder een incident te zijn geweest in de net opstartende fase van het weer op kantoor komen werken en leidt niet tot de conclusie dat de maatregelen stelselmatig worden overtreden op de werkvloer. Als dat laatste wel het geval was, zou de uitspraak misschien anders uitgepakt hebben voor deze werkneemster.
Van belang in dit geval was verder nog dat de werkzaamheden niet vooraf zijn te plannen, omdat die voortkomen uit geplaatste bestellingen, en het feit dat de werkneemster een collega begeleidt. Hieruit blijkt dat de werkgever de werkneemster echt nodig heeft op de werkvloer.
De conclusie is dat het zeer algemeen geformuleerde overheidsadvies over ‘zoveel mogelijk thuis werken’ in deze specifieke rechtsverhouding niet zo ver ingrijpt dat daaruit een ‘recht op thuis werken’ ontstaat. Er wordt per geval bekeken of de werkgever wel of niet heeft voldaan aan diens verplichting om een veilige werkplek te waarborgen.
[1] Rb. Gelderland, 16 juni 2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:2954.