Blog
Het slapende dienstverband: vervolg
Het slapende dienstverband: vervolg
In onze blog van 12 september 2019 hebben wij het al eens over het slapende dienstverband gehad. Op dat moment had de kantonrechter in Roermond een aantal (prejudiciële) vragen gesteld aan de Hoge Raad over de toelaatbaarheid van slapende dienstverbanden. Inmiddels heeft de Hoge Raad die vragen beantwoord.[1]
De kantonrechter stelde, onder andere, de vraag of, en zo ja onder welke omstandigheden, de norm van goed werkgeverschap de werkgever ertoe verplicht in te stemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging van een slapend dienstverband, onder toekenning van een transitievergoeding.
De Hoge Raad oordeelt dat als uitgangspunt geldt dat een werkgever op grond van goed werkgeverschap is gehouden in te stemmen met het beëindigingsvoorstel van de werknemer met wederzijds goedvinden, onder toekenning van een vergoeding aan de werknemer ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding, als is voldaan aan de wettelijke vereisten voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. De vergoeding hoeft niet hoger te zijn dan datgene wat de werkgever aan de werknemer aan transitievergoeding zou zijn verschuldigd als de arbeidsovereenkomst op de dag nadat de werkgever wegens arbeidsongeschiktheid van de werknemer de arbeidsovereenkomst zou kunnen (doen) beëindigen.
Op deze regel bestaat een uitzondering, namelijk in het geval de werkgever een gerechtvaardigd belang heeft bij de instandhouding van de arbeidsovereenkomst. Zo’n belang kan bijvoorbeeld zijn gelegen in reële integratiemogelijkheden voor de werknemer, maar niet in de omstandigheid dat de werknemer op het moment dat hij zijn beëindigingsvoorstel doet, de pensioengerechtigde leeftijd bijna heeft bereikt.
Het voorgaande brengt met zich mee dat niet alleen de kantonrechter in Roermond, maar ook andere rechters in vergelijkbare zaken en dus ook de ondernemer/werkgever, rekening moeten houden met deze (nieuwe) rechtsregel van de Hoge Raad.
[1] Hoge Raad 8 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1734.