Blog
Arbeidsovereenkomst met een vof
Arbeidsovereenkomst met een vof
Een arbeidsovereenkomst wordt gesloten tussen een werknemer en een werkgever. Dat is voor iedereen duidelijk.
Maar wat als een werknemer een arbeidsovereenkomst aangaat met een vennootschap onder firma (vof)? Wie is in dat geval ‘de werkgever’? Is dat de vof of zijn dat de gezamenlijke of de afzonderlijke vennoten?
Op deze vragen is de Hoge Raad in een uitspraak van 19 april 2019 expliciet ingegaan.[1]
De Hoge Raad stelde eerst een aantal punten voorop. Een vennootschap onder firma is een rechtsverhouding tussen twee of meer vennoten die door middel van een overeenkomst is aangegaan. Een vof is dus geen rechtspersoon (zoals bijvoorbeeld een bv). Wel heeft een vof een bepaalde zelfstandige positie ten opzichte van de vennoten. Daarnaast heeft een vof een vermogen dat afgescheiden is van de privévermogens van de vennoten.
Het feit dat een vof geen rechtspersoon is, betekent dat een vof zelf geen rechten en verplichtingen heeft. Een vennoot die handelt uit naam van de vof, handelt dus namens de gezamenlijke vennoten en (ver)bindt de gezamenlijke vennoten. Als een overeenkomst ‘met een vof’ wordt gesloten, dan is dit dus een overeenkomst met de gezamenlijke vennoten. Voor de verbintenissen van de vof is elke vennoot – naast de vof – hoofdelijk verbonden, of anders gezegd: voor het geheel aansprakelijk. Een schuldeiser kan zijn vordering dus zowel opeisen bij de gezamenlijke vennoten (dus (het afgescheiden vermogen van) de vof) als bij iedere vennoot afzonderlijk (oftewel het privévermogen van elke vennoot).
De Hoge Raad stelt vast dat een arbeidsovereenkomst ‘met een vof’ (dus) moet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst met de gezamenlijke vennoten. De gezamenlijke vennoten zijn dus als werkgever partij bij die arbeidsovereenkomst. De vof kan niet zelfstandig als werkgever worden aangemerkt, omdat de vof geen rechtspersoon is.
Een werknemer kan de rechten en vorderingen die uit zijn arbeidsovereenkomst voortvloeien dus geldend maken tegen zowel de gezamenlijke vennoten (‘tegen de vof’) als voor het geheel tegen elke afzonderlijke vennoot. Er kan dus worden gekozen om verhaal te plegen op het afgescheiden vermogen van de vof en/of op het privévermogen van elke vennoot.
Vennoten in een vennootschap onder firma moeten zich hiervan goed bewust zijn en zich vooraf goed laten adviseren.
[1] HR 19 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:649.